Proefdieronderzoek. Een gloeiend heet hangijzer in onze samenleving – en terecht. Want dieren gebruiken voor eigen gewin, of dat nou gaat om voedsel, productontwikkeling of kennisvergaring? Dat is ethisch en gevoelsmatig erg ingewikkeld. Geen wonder dat het dus felle discussies oproept. En er veel misvattingen over proefdieronderzoek zijn.
Nu ben ik alweer een paar jaar copywriter. Maar daarvoor heb ik meer dan 15 jaar ervaring in de proefdierwereld opgedaan als biotechnicus. Van contractlaboratorium tot academische ziekenhuizen, en van Rotterdam tot Ashland, Ohio. Daarom gaan die misvattingen me aan het hart. Want zoals antiproefdiergroeperingen het voorspiegelen? Dat is allesbehalve de hele waarheid. Daarom deel ik 5 misvattingen over proefdieronderzoek met je.
1. proefdierverzorgers en biotechnici zijn dierenbeulen.
Dit vind ik altijd erg om te horen. Want ik begrijp de gedachtegang: wie van dieren houdt, kan dit werk toch niet kiezen? Werk waarbij dieren levenslang in een hok zitten, en zelfs pijn kunnen ervaren door toedoen van die zogenaamde dierenliefhebbers?
Hoe tegenstrijdig ook: uit ervaring weet ik dat alle proefdierverzorgers en biotechnici dierenliefhebbers zijn. Ze volgen een opleiding van minimaal 4 jaar waarin het bewaken van het welzijn van proefdieren de hoofdrol heeft. Dat is ook hun hoofddoel bij dierproeven: zorgen dat het welzijn van de dieren zo min mogelijk in het geding komt. Door middel van goede verzorging, interpretering van gedrag en het juist uitvoeren van biotechnische technieken. Dat doen proefdierverzorgers en biotechnici samen met dierenartsen wier betrokkenheid verplicht is volgens de Wet Op Dierproeven.
Zo schrijft de Wet Op Dierproeven meer voor om de dieren zoveel mogelijk te sparen. Bijvoorbeeld dat dierproeven in principe verboden zijn, tenzij er echt geen ander alternatief (zoals datamodellen of celkweekjes) beschikbaar is. Meer hierover lees je hier.
De meeste proefdierverzorgers die ik ken, inclusief ikzelf in een vorig leven, zien het als volgt: ‘Ik hou van dieren. Dit werk met dieren is moeilijk, maar heel belangrijk voor wetenschappelijke vooruitgang. Dan heb ik liever dat ík het doe. Omdat ik het gedrag en de behoeften van de dieren begrijp. En hun leven zo prettig mogelijk wil maken onder de omstandigheden.‘
Kun jij je iets voorstellen bij die motivatie?
2. Muizen en mensen hebben niets gemeen, dus daar onderzoek op doen is onzin.
Logische gedachte. We lijken tenslotte op het eerste gezicht in niets op elkaar. Maar: wist je dat we op genetisch niveau wél veel op elkaar lijken? En dat het complete DNA-profiel van muizen in kaart is gebracht, waardoor we weten dat genexpressie, genregulatie en levensloop heel vergelijkbaar zijn tussen mens en muis? Onze ontwikkeling in de baarmoeder, bloedsomloop, zenuwstelsel, hormoonhuishouding, vertering, organen, ziekteverloop: ze komen sterk overeen door onze gedeelde voorouder. Overigens ook met andere dieren uit dezelfde gedeelde voorouder. Zoals varkens, katten, honden, en met stip op één de mensapen.
Het voordeel van muizen is daarentegen dat ze goedkoop in aanschaf en verzorging zijn: een muis is al snel tevreden met gezellige kooimaatjes, voldoende eten en nestmateriaal, en een donker huisje (meestal doorzichtig rood trouwens, omdat muizen rood als zwart waarnemen). Dat helpt bij het lager houden van de meestal torenhoge onderzoekskosten. En omdat een muis gemiddeld slechts 2 jaar oud wordt kan hun volledige levensloop, die goed naar mensen te vertalen is, in korte tijd onderzocht worden.
Deze punten maken muizen heel geschikte proefdieren voor allerlei takken van onderzoek.
3. Ze moeten die proeven op criminelen doen in plaats van op dieren, dat is veel beter.
Ook hier weer: logische gedachte, maar nee. Een goed experiment vraagt namelijk zo min mogelijk variabelen. Variabelen beïnvloeden de uitkomst van een experiment en daarmee de betrouwbaarheid van die uitkomst. Want is een geobserveerde bevinding bijvoorbeeld een effect van het geteste vaccin, of van het per ongeluk op de tocht staan van dat dier in de testgroep? Of omdat dat dier vanaf het begin al magerder was dan de rest? Dat kun je niet met zekerheid stellen.
Daarom worden voor experimenten variabelen in omgevingsfactoren en genetische achtergronden zo veel mogelijk geëlimineerd. De dieren bevinden zich in een omgeving waar luchtvochtigheid, temperatuur, voer, water, dag-nachtritme en kooiverrijking hetzelfde zijn. De leeftijden en genetische achtergronden van de dieren zijn (nagenoeg) gelijk, de geslachten gelijk verdeeld over de gerandomiseerde testgroepen. Zo weet je dat eventuele bevindingen in ieder geval niet aan variabelen op die vlakken te wijten zijn.
Ziedaar het probleem met testen op criminelen. Testgroepen met hen zijn één en al variabel. Leeftijd, gewicht, genetische achtergrond, leefstijl, medische geschiedenis: ze verschillen teveel om betrouwbare conclusies uit het experiment te kunnen trekken. En het maakt meteen onderzoek naar genen en hun impact onmogelijk, wat een groot en belangrijk onderdeel is van academisch proefdieronderzoek.
Daarom is criminelen gebruiken voor dierproeven geen goed idee. Wat je er dan ook ethisch gezien van mag vinden.
4. Door producten te kopen die proefdiervrij zijn, draag je niet meer bij aan proefdieronderzoek.
Even vooropgesteld: cruelty-free of dierproefvrije producten kopen is altijd aan te raden. Doe ik zelf ook als het even kan. Maar let wel: het label ‘proefdiervrij’ of ‘cruelty-free’ geldt alleen voor het eindproduct – zeker niet in alle gevallen voor de ingrediënten. Dat betekent dat die nieuwe whitening-tandpasta zelf niet op proefdieren gesmeerd is. Maar bestanddelen ervan misschien wél. Zeker de grote internationale cosmeticamerken testen nog op dieren, omdat een aantal landen dit verplicht stellen – zoals China. Merken als Aquafresh, Dior, Kerastase en Gillette bijvoorbeeld.
Daarbij komt dat álle stoffen zonder historische data verplicht getest moeten worden van onze overheid. En wel op 2 verschillende soorten proefdieren. Bijvoorbeeld op honden en varkens, of ratten en konijnen (wist je dat konijnen geen knaagdieren, maar haasachtigen zijn?). De pijnstiller die je huisdier krijgt na een operatie, de inkt in je pen, het gas dat de chips vers houdt in je chipszak: het wordt allemaal getest op dieren. En van bijvoorbeeld vaccinaties, ook die voor je hond of kat, wordt iedere batch opnieuw getest om de werkzaamheid te monitoren.
Volledig proefdiervrij leven is daarom voorlopig een utopie. Maar het streven ernaar is absoluut het doel. Ook van iedereen die met proefdieren werkt. De Rijksoverheid draagt hieraan bij met het partnerprogramma TPI. Daar lees je hier meer over.
5. Proefhonden zijn diep ongelukkig. Door adoptie maak je ze wél gelukkig.
Dit is een pittige. Natuurlijk leeft een laboratoriumhond een heel ander leven dan een huishond. Ze gaan niet wandelen en zitten niet ’s avonds naast je op de bank. Toch heb ik in ruim 15 jaar tijd zelden ongelukkige honden in het lab gezien. Iedere dag spelen ze met elkaar, kauwen ze op roulerend speelgoed, krijgen ze aandacht, een schoon hok en iets lekkers. Dat is het leven dat ze kennen, met de mede-beagles en verzorgers die ze kennen.
Stel je nu het volgende voor. Een kind groeit op in de rimboe met alleen zijn familie. Een klein wereldje, maar het kind weet niet beter en is gelukkig met wat het heeft. Dan komt een stichting die het kind weghaalt en naar een wildvreemd pleeggezin in de stad brengt, omdat het leven daar veel rijker is dan in de rimboe. Denkt dat kind meteen: ‘Goh, fijn dit zeg!’?
Nee. Het kost veel geduld, liefde en moeite om dit kind gelukkig te maken nu het ontworteld is. Ook al geef je het mooiere kansen dat het in de oude situatie ooit had gekregen. En dat geldt ook voor geadopteerde beagles uit het lab. Ze missen hun hondenmaatjes, hun verzorgers, hun vertrouwde omgeving. En moeten tegelijkertijd wennen aan een vloedgolf van nieuwe indrukken. Dat de hond voor jouw gevoel nooit in het lab hoorde, doet daar niets aan af.
Laboratoriumhonden adopteren na hun ‘pensioen’ is desalniettemin ontzettend waardevol en wordt mogelijk gemaakt door veel dierproefcentra. Maar vergis je niet: een makkelijke weg is het niet, zowel voor jou als voor de hond. De SHHH helpt met het herplaatsen van proefhonden in forever homes. Hier lees je daar meer over.
Hoor meer, roep minder
Onze samenleving is gepolariseerder dan ooit. En daarmee zijn de discussies harder dan ooit, net als de gevolgen van die discussies. Voel je sterke emoties na het lezen van dit blog? Weet dan dat een gesprek met de branche mogelijk is. Met Stichting Informatie Dierproeven, met DALAS, met de KNAW. En met mij. Zolang je beschaafd blijft, en openstaat voor andere meningen en feiten. Dus hoor meer, roep minder. Ik ga je echt niet proberen om te praten als je tegen proefdieronderzoek bent; die mening is hartstikke legitiem. Maar van nuance word je wel wijzer.
3 reacties
Goed verwoord Marloes!
Ik heb 49 jaar lang als biotechnicus in Bilthoven gewerkt, les gegeven op het vakgebied en jarenlang ben ik lid geweest van de Dierexperimentencommissie.
Ik mis je mening dat we ooit van dierproeven af moeten. Kan mezelf goed vinden in de stelling van professor Boon van Dier en Recht dat de Wet op de Dierproeven eigenlijk het uitvoeren van dierexperimenten legitimeert.
Het beste!
Hoi Hans,
Dankjewel! De Wet op Dierproeven is inderdaad dubbel; het omschrijft in welke gevallen en op welke wijzen welke soorten dieren gebruikt mogen worden voor onderzoek. Toch is artikel 10 duidelijk: tenzij het echt niet anders kan. https://wetten.overheid.nl/BWBR0003081/2019-01-01/0
Maar die grens is een wat grijs gebied. Hopelijk worden er ook andere acute proeven naast LD50 verboden in afzienbare tijd.
Ik dacht dat mijn mening, dat we uiteindelijk van dierproeven af moeten, wel naar voren kwam uit dit blog. Want dat vind ik zeker! Ik heb goede hoop dat dat gaat gebeuren, en dat ik dat nog mag meemaken.